Wat moet er in de Wet op de rijksinspecties staan?
In een brief aan minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken (BZK) van 22 juni heeft de Inspectieraad aangegeven wat er volgens hem opgenomen moet worden in de aankomende Wet op de rijksinspecties. De komst van die wet is opgenomen in het coalitieakkoord van 15 december 2021. De brief gaat nog voor het zomerreces naar de Tweede Kamer.
Nieuwe bestuurscultuur en publiek vertrouwen
De Inspectieraad ijvert al langer voor een "wettelijke verankering van de waarborgen voor de onafhankelijke taakuitoefening en werkwijze van de rijksinspecties", zoals in de brief te lezen is. Ook vanuit de wens om als inspecties zo goed mogelijk bij te dragen aan het versterken van het publiek vertrouwen in de overheid. Om die reden stuurde de Inspectieraad in 2020 al twee keer eerder een brief over zijn visie op zo’n wettelijke basis en de relatie tot publiek vertrouwen. In de nieuwste brief komt de Inspectieraad met een nadere uitwerking, daarbij acht de Inspectieraad twee recente ontwikkelingen van belang: de ambities van het kabinet ten aanzien van een nieuwe bestuurscultuur en de ministeriele regeling voor de Inspectie belastingen, toeslagen en douane.
Input voor een goede wet
De Inspectieraad komt mede in het licht van bovenstaande met aanvullende input voor de wet. Enkele punten uit de recente brief:
- De minister biedt door de inspecteur-generaal (IG) vastgestelde en aan de minister aangeboden rapporten onverkort en terstond na ontvangst aan het parlement aan. En stuurt binnen zes weken een reactie na.
- De minister biedt het door de IG vastgestelde werkprogramma en het jaarverslag onverkort en terstond aan beide Kamers aan. De IG licht desgevraagd het jaarverslag toe in het parlement.
- De minister neemt het budget voor de inspectie op overzichtelijke wijze en gescheiden van de beleidsartikelen op in de rijksbegroting. De IG is budgethouder en verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en besteedt het als lumpsum beschikbaar gestelde budget naar eigen inzicht met inachtneming van de Comptabiliteitswet.
- De inspectie zorgt minimaal eens in de vijf jaar voor een externe evaluatie van de kwaliteit van haar taakuitoefening en interne kwaliteitsborging.
- De inspectie heeft een eigenstandig communicatiebeleid en IG’s hebben algemene toestemming om op verzoek van een van beide Kamers met hen in contact te treden.
Organisatorisch binnen het ministerie
Over de organisatorische positionering van rijksinspecties schrijft de Inspectieraad dat het
– met de wettelijke waarborgen - mogelijk en in het licht van de gemeenschappelijke opgaven van de rijksdienst wenselijk is dat de rijksinspecties organisatorisch deel blijven uitmaken van de departementale organisatie. Wij denken dat het van eminent belang is dat beleidsonderdelen, uitvoeringsorganisaties en toezichthoudende rijksinspecties als nevengeschikte onderdelen van een keten met een rolzuivere taakuitvoering gezamenlijk werken aan het borgen van de publieke belangen. … Dat vergt uiteraard erkenning en respect voor elkaars rol en positie, goede samenwerkingsafspraken en de cultuur en het gedrag die daarbij passen, nadrukkelijk ook van de rijksinspecties.
Waarbij wordt aangegeven dat er ruimte dient te zijn voor specifieke afspraken over de organisatorische inbedding en deelname aan departementale processen. Dit is vooral van belang voor die inspecties die toezicht houden op onderdelen van het eigen ministerie.
De eerdere brieven aan BZK
-
Eerste brief aan BZK betreffende 'evaluatie Aanwijzingen inzake rijksinspecties'
In een brief aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken doet de Inspectieraad vijf concrete voorstellen om de ...
-
Tweede brief Evaluatie Aanwijzingen inzake rijksinspecties
Met deze tweede brief aan de staatssecretaris van BZK levert de Inspectieraad nogmaals input voor de evaluatie van de ...